Genieten en laten genieten. Makkelijk gezegd dan gedaan. Wij hebben al handen vol aan ons eigen leven. De afwas, het strijkgoed, de kinderen, de werkvloer, onbetaalde rekeningen en in die volgorde. Waarom storen wij ons aan hoe anderen hun leven leiden? Als dat die lui naar ons evenbeeld kan hervormen, is het sop nog de kool waard. Maar velen laten hun levenswijze niet als een baksteen vallen of wij ons nou groen of geel, blauw of paars aan hen ergeren. Zo krijgen wij er een probleem bij.
A. Wij hebben moeite met het gedrag van anderen.
B. Onze moeite zet geen zoden aan de dijk.
Ik was vroeger een bemoeial. Door schade en schande ben ik braaf geworden. Zolang anderen niemand kwaad doen – dat ik me stoorde aan hun manier van leven kon ik moeilijk rekenen als hun fout -, laat ik hen tegenwoordig in hun waarde. Ik ben bevrijd van bemoeizucht en anderen van mij.
Als iemand een roze bril wil dragen terwijl onze voorkeur naar een zwarte kijker uitgaat, is het hun probleem of het onze?
Heel anders dan als iemand zijn roze bril op onze neusbrug wil opleggen. Maar wat als wij snijdende woorden gebruiken om de rozebriller aan het twijfelen te zetten? Kans bestaat dat hij zich schuldig gaat voelen over zijn ‘afwijkende’ smaak, terwijl hij er geen vlieg mee kwaad doet. Twijfel en schuldgevoel aan onze medemensen bezorgen in de hoop dat wij zonder onze handen vuil te maken anderen in onze pas te laten lopen is pas zorgwekkend. In het Chinees heet het ‘De tong is een zachter maar scherper mes.’
Vandaar dat ik vandaag de dag voorzichtig ben met negatieve opmerkingen over anderen. Die commentaren houden ons trouwens een spiegel voor. Wat wij erin zien zijn vaak niet een hoop foute anderen, maar onszelf.